donderdag 2 augustus 2012

Exodus 32: Het gouden kalf

Wat ik wil met dit blog, is eigenlijk eenvoudig. Ik wil de lezer - jij dus - aan het denken zetten. Niet zomaar over iets. Ik wil je aan het denken zetten over waar ik zelf ook nadenk. Dat klinkt zwaarder dan het is. Want kijk naar de berichten die ik al heb geplaatst. Het is veel meer dat ik je deelgenoot wil maken van mijn leven. En dat mijn leven herkenbaar is. Zodat je ook zelf gaat nadenken over wat ik schrijf.
Zo heb ik vandaag wat dingen op papier gezet over Exodus 32. Dat is het verhaal van het gouden kalf. Voordat ik inhoudelijk over dit verhaal ga bloggen, denk ik terug aan een optreden van Harry Mulisch bij Kopspijkers. Niet hijzelf, maar een imitatie van hem.
'Harry Mulisch' had in de week voorafgaand geen Gouden Kalf gekregen voor de verfilming van De Ontdekking Van De Hemel. Mulisch vond dat niet vreemd. Want het zou wel heel erg toevallig zijn als 'De Ontdekking', wat nota bene gaat over de stenen tafelen van God, een gouden kalf zou winnen. "Tjah, dat gaat over de meeste hoofden hier heeen, maar dat ben ik wel gewend."

*

Een opmerkelijk verhaal, dat van het gouden kalf. Mozes is veertig dagen op de berg, en het volk raakt ongeduldig. Bezorgd vraagt het volk aan Aäron, de te zalven hogepriester, de eerste en daarmee een ijkfiguur, om iets te doen. Aäron verzint een list: hij vraagt om het goud van de vrouwen, zonen en dochters. De mannen hoeven niets in te leveren, zij moeten ophalen en doorgeven.
Met gemak wordt behoorlijk wat ingeleverd. Sieraden die voor een groot deel niet eens van de Israëlieten zelf zijn. Zij hebben dit meegekregen van de Egyptenaren bij hun uittocht. Aäron maakt van dit goud een gouden stierkalf. Deze god heeft Israël uit Egypte gehaald! En dat is wel een offerfeest waard.
God is net klaar met het doorgeven van zijn wetten en bouwvoorschriften aan Mozes, als hij zijn dienaar wijst op dat offerfeest. "Die gemeente van jou," zo wijst God volgens de Naardense Bijbel op het volk. Ze horen gejoel van een feest, niet dat van een gewonnen of verloren strijd.
JHWH wil het volk, hard van nek (Naardense Bijbel) vernietigen, en uit Mozes een nieuw volk starten. Met de beschrijving van wat zich onder de berg afspeelt, introduceert de Eeuwige het thema van Israëls ontrouw. Dit is in het Oude Testament en vooral in de profetische literatuur, steeds weer op de voorgrond. Het volk heeft zich nu al, vlak na de verbondssluiting, van de Onnoemelijke afgekeerd.
Mozes gaat hier tegen in en wil God milder stemmen. Net als Abraham voorspreker was voor de (weinige) goede inwoners van Sodom en Gomorra, probeert Mozes hier 'af te dingen'. Hij wijst God op Zijn belofte aan Abraham, Isaäk en Jakob: dat ze een talrijk volk worden en een land krijgen op in te wonen. Daar gaat het om, toch? En daarbij, als het volk gedood wordt in de woestijn, is dat een reden tot spot bij de Egyptenaren. God wordt hierdoor afgekoeld.
Overigens zegt de tekst: 'JHWH, zijn God'. JHWH is wel de God van Mozes, maar neit meer die van heel Israël.
Het levert Mozes de bijnaam 'De middelaar van het Oude Testament' op.

*

Bij terugkomst aan de voet van de berg, smijt Mozes de stenen tafelen kapot. Een symbool van Israëls breuk met God. Hij roept Aäron tot verantwoording. Die antwoordt dat het volk ongeduldig werd. Aäron gooide het goud in het vuur en zomaar kwam daar een kalf uit.
Mozes verbrandt het kalf en strooit het as in het drinkwater. Hij laat wie de HEER liefheeft, bij zich staan. Alleen de Levieten, de stam van Mozes en Aäron, worden bij name genoemd als liefhebbers. Ze krijgen de opdracht om de rest te doden, ongeacht de status of bloedband.
Ongeveer drieduizend Joden sterven, een half procent van het aantal Pesach-gangers (dat waren zeshonderdduizend, vrouwen en kinderen niet meegerekend. Zie Exodus 12: 37).

*

De volgende dag gaat Mozes naar God om vergeving voor het volk te vragen. Mozes vraagt God: "Schenk hun vergeving voor de zonde. Wilt u dat niet, schrap mij dan maar uit het boek dat U geschreven hebt."
Deze uitdrukking heeft mogelijk haar oorsprong in de tellijsten; geschrapt worden van de lijsten die tijdens de volkstellingen werden opgesteld, betekende: niet meer deel uitmaken van Gods volk. Het boek (of de lijst) van de hemel, waarin de namen zijn opgetekend van allen die tot Gods volk behoren, van allen die uitgekozen zijn, wordt hier voor het eerst genoemd.
Bijvoorbeeld in Filipenzen 4: 3; het boek waarin God de namen schrijft van degenen die hem trouw zijn, en dan met name van degenen die volharden ondanks vervolgingen.
De HEER gaat niet in op Mozes' voorstel en benadrukt ieders persoonlijke verantwoordelijkheid. God schrapt alleen wie gezondigd heeft uit zijn boek. Mozes wordt de opdracht gegeven om het volk verder te leiden naar het beloofde land. Gods engel zal hem vooruit gaan. "Maar op de dag van de verantwoording zal ik hen voor hun zonde ter verantwoording roepen," zegt God.

*

Verschrikkelijk is het om te vallen uit de handen van de levende God. In Zijn handpalmen schrijft Hij het levensboek. Hoeveel moeite moet je doen om daar uit te vallen?

1 opmerking: