Mijn beroep is
‘pastor’. Je mag me uiteraard ook
dominee noemen. Of predikant. Of voorganger. Het is om het even. Ik ben
betrokken op mensen. Ik heb een verhaal te vertellen aan de mensen om mij heen.
Woorden van hoop, van troost. Afhankelijk van de situatie.
Ik ben niet
een pastor met een gemeente. Ik ben zelfs niet aangesloten bij een
kerkgenootschap. Dat biedt ruimte. Op deze manier hoef ik mij niet te
confirmeren aan een bepaalde kerkleer. Desondanks ben ik een protestantse
pastor. Ik zet mezelf in de gereformeerde traditie. Dat vind ik namelijk de
meest rijkvolle traditie.
Maar als
gezegd: ik behoor nergens toe.
Het is dan ook
niet gek dat ik vaak de vraag krijgt, wat ik nou precies geloof. Want omdat ik
bij geen enkele kerk behoor, kan ik ook niet in een hokje worden geduwd. Laat ik
daarom uitleggen wat ik dan wel geloof.
Laat ik voorop
stellen dat ik de Bijbel als het “heilige boek” van mijn godsdienst beschouw. En
vanuit die vaststelling lees ik de Bijbel. Ik neem de Bijbel serieus, en de
boodschap is voor mij een leidraad in mijn leven. Ik geloof dat Jezus wel
degelijk de Zoon van God is. En dat deze profeet (zoals Johannes Hem
beschrijft) is gekruisigd, en op de derde dag is opgestaan.
Voor mij is
dat een uitgemaakte zaak. De Bijbel is geen verzameling van mooie verhalen,
opgetekend door mensen die hoop en troost willen bieden in moeilijke tijden. Ik
moet weinig hebben van de vrijzinnige stroming binnen de Protestantse Kerk in
Nederland. De Bijbel verhaalt van Gods bemoeienis met de wereld vanaf het
begin; niet van de onderlinge verbondenheid van mensen die in elkaar een hogere
macht herkennen.
God is. Dat
God ook gebeurt tussen mensen, is een gevolg van Zijn aanwezigheid.
Ik houd graag
van het evangelie van Johannes. De evangelist beschrijft Jezus als het
vleesgeworden Woord. De Schepper in eigen Persoon. Ik interpreteer Johannes als
volgt: dat het Woord een dynamisch gegeven is.
Het is van
belang om de Bijbel te hebben. Het Boek is een fundament waar je op terug kunt
vallen. Een uitgangspunt. Maar met Johannes in de hand, en zeker na Pinksteren,
laat God zien dat de exacte woordformulering van ondergeschikt belang is.
Het gaat niet
zozeer om de juridische formulering, maar wel om de boodschap. We leven vanuit
de boodschap dat Jezus is gekruisigd, én is opgestaan uit de doden. Op welke
manier je deze boodschap vertelt, of welke woorden je precies gebruikt, dat is
ondergeschikt aan de genade van God.
Immers, niet
voor niets zeiden spotters tijdens de eerste Pinksterdag: ‘Die Galileeërs
zullen wel dronken zijn.’ Wartaal lijkt het. Maar genade brengt mensen zeker in
verwarring. Omdat het confronterend is.
Taal is
belangrijk om de boodschap te verkondigen. Maar taal is niet heilig. Niet vasthouden
aan de Statenvertaling. Want het Woord is dynamisch.
Ik hoop dat
mijn verhaal duidelijk is. Als ik te vaag ben, hoor ik het graag. Want ik wil
niets liever dan duidelijkheid scheppen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten